Volgens het Bouwbesluit 2012 dient bij het ontwerpen van hoogbouw (bouwwerk met een vloer van een gebruikgebied >70m boven meetniveau) het gebouw ‘zodanig te worden ingericht dat het bouwwerk brandveilig is’.

Maar: Wat is brandveilig, en hoe ga je om met een stapeling van gelijkwaardigheden?

Voor hoogbouw bestaan diverse studies en verkenningen. In Nederland zijn ook richtlijnen opgesteld, zoals de Handreiking Brandveiligheid in Hoge gebouwen (SBRCurnet) en de Rotterdamse Brandveiligheidsvisie (Gemeente Rotterdam/Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond). Dit wil echter niet zeggen dat deze op alle brandveiligheidsvraagstukken een helder, direct antwoord kunnen geven voor elke context, of hoe maatregelen kunnen worden gecombineerd.

Worden bijvoorbeeld brandcompartimenten toegepast in een hoogbouwproject welke groter zijn dan 1.000 m2 dan geeft de NEN 6060 geen grens aan de gebouwhoogte als deze compartimenten worden voorzien van een sprinklerinstallatie, maar dient volgens de Handreiking Brandveiligheid in Hoge Gebouwen gebruik gemaakt te worden van ‘maatwerk’, met overleg met de brandweer m.b.t. inzetmogelijkheden. Wordt gebruik gemaakt van sprinklers dan worden in de Rotterdamse Brandveiligheidsvisie in ieder geval extra eisen gesteld aan toelaatbare installatienormen en het zelfvoorzienend zijn van de watervoorziening (en daarmee de eigen watervoorraad).

Vooral als sprake van een parkeergarage onder het gebouw dan is – mede vanwege de te verwachten toename van elektrische voertuigen – in de Rotterdamse Brandveiligheidsvisie expliciet overleg aanbevolen. Dat is niet verwonderlijk: goede methoden voor effectief bestrijden van (individuele) elektrische voertuigen bestaan en sprinklerinstallaties lijken in ieder geval bij individuele autobranden effectief in het beheersen van de autobrand tot de brandweer in kan grijpen, maar voor zowel blusmethoden als brandgedrag en risico’s bij brandbestrijding of in de vluchtfase valt nog veel te leren en veel aspecten kunnen op korte termijn veranderen door nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld door wijzigende laadmethoden of andere samenstellingen van accu’s. Vervolgens is het ook zo dat het feit dat bepaald materieel voor veilig en effectief bestrijden van brand bestaat, dat nog niet wil zeggen dat het overal beschikbaar is of wordt gebruikt.

In de praktijk geldt ook voor andere gelijkwaardigheden dat deze vaak niet los van de context kunnen worden gezien. Bij elke ‘gestapelde’ gelijkwaardigheid dient kritisch gekeken te worden naar in hoeverre de uitgangspunten die horen bij de methode ook van toepassing zijn bij hoogbouw, en of sprake is van bij de gelijkwaardigheid behorende risico’s die bij hoogbouw veel zwaarder mee zouden wegen. Bestaat het complex uit een hoog en laag deel dan kan het daardoor nuttig zijn de concepten volledig gescheiden te houden, zeker als de bouw in verschillende fasen plaatsvindt. Met name bij hoogbouw is het dan ook erg belangrijk vanaf de ontwikkelfase in overleg te treden en te blijven met de brandweer.

Over de scenario’s voor ontstaan, ontwikkelen en uitbreiden van brand, de bestrijding en de ontvluchting moet goed worden nagedacht en deze moeten voor rapportages maar ook voor overleg duidelijk inzichtelijk worden gemaakt. Daartoe kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van tijdlijnen en simulaties van branden of ontvluchting.